Afhaalservice

Het was een van de laatste keren dat ik in een volle zaal mocht zitten. En wat deed ik? Twee vrouwen naast mij terechtwijzen. Om hun hardop uitgesproken ondertiteling, in de categorie ‘Och kijk, dat is Enschede!’ Ik probeerde vriendelijk te klinken (‘Het stoort nogal’), wat niet lukte, zodat ook het lafhartige bedankje waarmee ik afsloot terecht werd gewantrouwd. ‘Ik snap niet wat het probleem is’, werd me toegesist. Gelukkig greep de cast van de film ‘De beentjes van Sint Hildegard’ zelf in. Al snel waren we zo in de ban van Jan, Gedda en Sinie dat we elkaars nabijheid konden verdragen. Het lachen deed de rest.
Het is gek om je af te vragen wat de laatste keer was dat je live cultuur consumeerde. In een bioscoop, een theater, een museum. Want altijd wanneer je eerder terugdacht aan wat je daar had meegemaakt – van onvergetelijk tot niet te pruimen – dan was het in de zekerheid dat de nieuwe ervaringen voor het oprapen lagen. Bovendien bleef doorgaans het gebodene hangen en niet de entourage. Het verstommende geroezemoes bij het doven van de zaallichten, die aardige medewerker die je het garderobemuntje kwam nabrengen: je nam het allemaal voor lief. Ook de keren dat ‘de beentjes’ weer in mijn gedachten kwamen was dat in eerste instantie niet vanwege die twee dames naast mij.
Nu zit de cultuur in het echte leven op slot. Tegelijkertijd lijkt de keuze groter dan ooit, waar elke zichzelf respecterende instelling zich uitput in online alternatieven. Bovendien krijgen we ook het buitenlandse aanbod er letterlijk gratis bij, van opera in De Munt in Brussel tot concerten van de Berliner Philharmoniker. Niemand die zich nog kan beroepen op excuses uit het pre-coronatijdperk. De verjaardag van je moeder. Het voetbalteam dat op je rekent.
Ik heb meer tijd dan ik zou willen, maar ik heb geen trek in digitaal uitgeserveerde cultuur. Een overdaad aan surrogaat, zo voelt het voor mij. Ik begrijp dat niemand het contact met het publiek wil verliezen en ik bewonder de inventiviteit waarmee dit allemaal op poten is gezet – tot zover mijn gratuite dankbaarheid. Maar ik blijf liever nog even teren op die gedeelde lachsalvo’s in de Enschedese bioscoop. Op de bel van ingehouden adem in de schouwburg, bij de tranen van Elsie de Brauw in ‘Verboden Gebied: Vrouw in Niemandsland’. Op het stille ontzag van de menigte in de museumzalen in Gent, voor het werk van Jan van Eyck.
Hoe groter het online aanbod, hoe harder ik het echte werk ga missen. In die zin werkt de digitale afhaalservice in de cultuur misschien wel precies zoals het moet. ‘Niemand zal straks meer in de zaal zitten zoals voorheen’, werd ergens uit de mond van een theaterdirecteur opgetekend. Ik hoop dat dat ook voor mij geldt. Sorry, dames.