Als het goed is, is het echt
Er wringt iets aan de tekst die naast de entree van de Deventer Schouwburg hangt. ‘Theater is doen alsof. En als het goed is, is het net echt.’ O ja?
Wat jammer dat iemand het überhaupt nodig heeft gevonden nog iets toe te voegen aan de woorden van Aleid van der Meer, die je vanaf de toneeltoren al van verre tegemoet komen.
Breek de lucht / raak de grens / open de tijd / vind de mens
Regels waarin de kracht van theater besloten ligt. Hier is alles mogelijk. Zinnen ook die in hun gebiedende wijs de toeschouwer vanzelf een actieve rol toebedelen. Open de tijd, vind de mens. Jezelf.
Vlees en bloed
Een kwartier later zie ik een accordeon als een schuchter wezen langzaam en zachtjes neuriënd over het podium van de kleine zaal schuiven. Er is geen enkele moeite gedaan de wieltjes waarop het instrument rust te verhullen, maar toch is het iets van vlees en bloed waarvoor ik als een blok val. En ik ben niet de enige: de vertedering in de zaal is voelbaar.
Stroom
RAMKOERS! heet de voorstelling waarmee muziektheatergroep BOT ons het daaropvolgende uur meeneemt in een andere werkelijkheid. Een hardhandige titel voor wat in wezen een fijnzinnig afgestelde stroom van liedjes, geluiden en beelden is. Nog meer dan anders krijgt de wonderlijke BOT-machinerie, in zijn bedrieglijke uitdragerij-gedaante, hier de ruimte. Nu er geen gebouw is dat tot klinken moet worden gebracht, zoals in de reeks Het Geluid Van, lijkt het of alle remmen los kunnen. Al gaat het stap voor stap, vanaf het moment dat die accordeon als een zwerfhond om aandacht bedelt.
Rooksignalen
Fietspompen worden een carillon, een betonmolen vreet luidkeels het porselein dat -ie krijgt toegeworpen, een pianist speelt zich een slag in de rondte – met instrument en al vastgebonden in een acrobatenrad – een grote trom slaat rooksignalen uit en klompen schieten vuur. De geluiden zijn niet per se mooi – een sirene blijft een sirene – de beelden vaak ongerijmd, maar het is allemaal echt en altijd waar.
Weer buiten, met die merkwaardige tekst naast de ingang in de rug, schiet me één van die onnavolgbare zinnen uit de liedjes te binnen. ‘Ze lullen een slagzin uit je nek.’