De aanloop naar Oerol
Het lek bovenVier mannen die een uitdragerij beheksen met liedjes: dat is BOT. Met hun nieuwe voorstelling LEK staan ze op het Oerol-festival op Terschelling, en daarna op andere zomerfestivals. Wat ging daaraan vooraf, in Diepenheim en Nijmegen? “Het blijft een teringzooi.”
Deze week barst de boerenschuur op erve Spanjer op Terschelling weer uit haar voegen van de klinkende machinerie van BOT. Dezelfde plek waar de muziektheatergroep in 2009 als dark horse een Oerolhit werd. Vorig jaar waren ze voor het eerst terug op het festival met Ramkoers. Nu is er LEK, in een half jaar in elkaar gesleuteld. Is dat genoeg voor opnieuw een Oerol-succes?
Het is 7 december 2016, in de week waarin BOT in het Twentse Diepenheim aan het karkas van de nieuwe voorstelling bouwt. Nog zes maanden tot de première. LEK is qua sfeer precies zo tegengesteld aan Ramkoers als de titel doet vermoeden. Je kunt het leven klop geven, eindig blijft het. Wat gooi je overboord als de bodem in zicht komt? De meer bezonnen sfeer maakt het er niet per se makkelijker op om er theater van te maken, zo blijkt. Het is schipperen om méér over te brengen dan de liedjes, zonder dat er een verhaal of betekenis wordt opgedrongen.
Stabiele factor is het klinkende raderwerk – naast de poëtische liedteksten handelsmerk van BOT, dat nog muziek krijgt uit gasmaskers en een rollator. De vloer oogt als de uitdragerij van Malle Pietje: een kruising tussen een kringloopwinkel, een oud ijzerhandel en een tehuis voor afgedankte muziekinstrumenten.
De tuba onderwerpt zich gewillig aan haar twee bespelers. Job van Gorkum, met witblond piekhaar en baardje, blaast. Geert Jonkers, kaal en een kop kleiner dan Job, draagt het instrument en bedient de ventielen.
Regisseur Vincent de Rooij kijkt bedenkelijk. “Het is bijna te goed”.
Blazer Job van Gorkum: “Het liefst zou je wakker willen worden en dan op je plek zitten.”
Een verzuchting met een dubbele bodem. De spelers moeten op dit punt inderdaad ontwaken uit een Doornroosje-achtige slaap, maar in de doolhof aan machinerie die hen omringt ook van A naar B zien te komen. Bij een nieuwe poging worden ze weer gewekt door het geluid van een lekkende kraan, en komen ze tegelijk met het walstempo van het volgende lied op toeren. De regisseur, zich bewust van de hindernissen: “Het draaien kwam te vroeg, maar ja, als je er eenmaal bent moet je wel.”
Wat er allemaal ligt openbaart zich slechts geleidelijk, als het zich al laat thuisbrengen. Een onderstel van een trapnaaimachine. Een rolstoel met daarin een zelfstrijkende cello. Een keukentrapje met vier luidsprekertjes er bovenop. In die jungle is de set up de bodem onder de voorstelling. Job van Gorkum, Tomas Postema, Geert Jonkers en Doan Hendriks bespreken onderling wie wat klaarzet en wanneer.
Doan: “Ik geef de boormachine, het voetpedaal hier…”
Tomas: “Ik zet deze rechtop.”
Geert: “Ik knoop deze hier aan vast.”
Troep
Regisseur Vincent de Rooij zoekt naar theatrale overgangen, maar waakt voor ‘te veel spelen.’ Hij maakte 20 jaar locatietheater bij de legendarische Dogtroep, waar het collectief het voor het zeggen had. Ook nu richt hij zich naar de groep. Toen hij BOT voor het eerst zag was er herkenning. “Dat er nog mensen zo vrijelijk met troep en oude dingen aan het werk zijn. De moeilijkheid is van die liedjes één sfeer en beweging maken. Dat is het gevecht en dat is ook de lol.”
In dit stadium overheerst de strijd. Doan Hendriks, de jongste van het stel, staat in een wonderlijk harnas hollend te zingen. “Zo gaat ‘t als je gal blaast, zo gaat ’t als de jack pot…” De typische BOT-zinnetjes komen er hijgend uit. Zijn borstkas is klankkast voor een drumpedaal. De Vlaamse assistent-regisseur Linde Légat: “Denk om uw tanden!”
Doan, getergd: “Moet ik echt hardlopen?”
Tomas, de meest zwijgzame, uit het niets: “Man, ’t is zo’n takkenbende!”
Doan: “Het blijft een teringzooi. Het wordt nooit meer rustig in je hoofd.”
De waarschuwing lijkt eerder aan hemzelf gericht. Het tekent ook de oplopende spanning. Vincent de Rooij gooit de knuppel in het hoenderhok: “We gaan nu van liedje naar liedje naar liedje.” Volgens Geert Jonkers kunnen sommige ‘stoplappen’ makkelijk worden ingeruild voor iets beters. “Stel je voor dat die speakers ineens gaan terugschreeuwen.”
De regisseur: “Lasjes alleen geven niet het gevoel dat dit ergens over gaat. Dat vraagt om opbouw. Die druppel bij de wals, dat is goed. Organisch.”
Iemand oppert een andere volgorde.
Tomas: “Ik vind de volgorde prima.”
Geert: “Ik niet. Je loopt van hot naar her. Laten we alles doornemen en dan kijken of het klopt. Zo niet, dan hebben we in elk geval alle liedjes gespeeld.”
Doan: “Plus dat we dan weten waar alles ligt.”
Slijpen
Drie dagen later is cultureel centrum De Pol in Diepenheim uitverkocht voor een toonmoment. Er zijn vijf maanden en 21 dagen te gaan tot Oerol. Wat de enthousiaste toeschouwers ontgaat is dat de liedjes nu in een totaal andere volgorde staan. Ze mogen reacties en suggesties achterlaten. “Het verhaal is me nog niet duidelijk”, schrijft iemand.
Vincent de Rooij ziet toch een grote lijn die goed is. “Het is nu slijpen.” Het slaapritueel en de bijbehorende wals zijn helemaal verdwenen. “Dat wilde maar nergens op z’n plek vallen. Iemand zei: ‘Waarom laten we het er niet uit?’ Zo gaat dat.”
De eerste try-out is op 13 april in De Vasim, een culturele broedplaats in Nijmegen. Minder dan twee maanden nog tot Oerol. De speelvloer ligt erbij als een verlaten huis, de inboedel toegedekt met lakens. Het oogt een stuk rustiger. Assistent-regisseur Linde Légat: “We begonnen met rommel, maar dat hoeft niet. BOT ís al rommel.” De volgorde bleef onveranderd. De stand van zaken, volgens Geert Jonkers: “De spanningsboog is eruit, de rode draad is gebleven.”
Emmer
In het nagesprek met regisseur De Rooij blijkt die vooral kleinigheden te hebben genoteerd. Dat de cello te hoog klonk kwam doordat een tiewrap op de toets ontbrak. Tomas Postema: “Als er een laken overheen zit denk ik: het is klaar.” Vincent: “Het ritme van het water in de emmer, in Diepenheim was dat zo mooi strak.”
Voordat hij in de auto stapt maakt hij duidelijk dat het proces niet anders is verlopen dan hij gewend is. “Het is snuffelen, draaien en keren.” De spanningsboog eruit? Hij is eerder opgerekt, vindt De Rooij. “Nu begint het teer en dun, het stijgt op, en wordt dan langzaam groter. Er is geen verhaal. En toch wordt de spanning heel lang vastgehouden.”
LEK, Oerolfestival Terschelling (tot en met 18 juni), festival Onderstroom Vlissingen (7 tot en met 9 juli), Over het IJ Amsterdam (14 tot en met 23 juli). In september zijn ze met LEK terug in Diepenheim, data nog onbekend. botspeeltlek.nl