‘De ander meer in mijn werk betrekken’
REMEDIE – Twentse makers over kunst en cultuur in crisistijd – het vervolg
Hettie Franken uit Hengelo, beeldend kunstenaar en dichter, tot 2021 stadsdichter van Hengelo
“Zo laconiek als in de nazomer van 2020 sta ik er echt niet meer in. Toen zag ik wel de voordelen van de afzondering; vooral m’n eigen gang gaan zolang het zou duren. Alleen: wisten wij veel dat het nog zó lang zou duren. Het werd steeds dreigender. Waar houdt dit op? Nog los van degenen die door het virus zelf zijn getroffen zijn veel mensen in de problemen geraakt. Er vallen bedrijven om, er is veel onbegrip en weinig tolerantie.
Voor mezelf ging het ook wringen dat optredens als stadsdichter niet door gingen. Ik kan goed alleen zijn, maar je wilt je werk wel kunnen presenteren. Gelukkig had ik mijn maandelijkse bijdrage in De Twentsche Courant Tubantia, met een gedicht en tekening geënt op de actualiteit. En ik ben blij met de bundel die ik dankzij donaties in eigen beheer heb kunnen uitgeven.
Ik mag sowieso niet klagen, vind ik. Onlangs sprak ik een bevriende collega, met wie ik al optrek sinds we samen op de kunstacademie AKI zaten. We stelden vast hoeveel makkelijker het voor ons destijds was dan voor de beginnende kunstenaars van nu. Meer plekken om te exposeren, meer startstipendia en vooral meer erkenning. Het klinkt een beetje als ‘weet je nog wel oudje’, maar toch: zeker die waardering is een stuk minder geworden. En dat is door corona eigenlijk alleen maar versterkt.
Aan het denken gezet door levensverhalen in de Werkkamer
Tegelijkertijd slaat ook bij mijzelf de relativering toe, merk ik. Wat heeft kunst nog voor betekenis, in een tijd waarin veel mensen voor hun bestaan moeten vechten? Die vraag komt vaker bij me op. Ik wil dat het zinvoller is dan rijen grote doeken en stapels werk op papier. Mijn project De Werkkamer in de bibliotheek van Hengelo heeft me ook aan het denken gezet. In dat Huis van Verhalen heb ik voorwerpen en verhalen verzameld die voor de deelnemers veel betekenen. Behalve uit Hengelo kwamen er inzendingen uit Amsterdam, Groningen, Enschede – tot Portugal en Denemarken aan toe. Wat me raakt is hoe mensen door dat ene object of die foto afdalen in hun verleden en weer in de emotie komen die bij dat voorwerp hoort.
Ik heb hier zoveel bijzondere levensverhalen gehoord – ik ben heel blij dat er nu dankzij een subsidie van de gemeente ook een publicatie komt. Al die verhalen hebben me op een spoor gezet. Het spoor van de ander, vooral. Dat je als kunstenaar door jouw ogen de ander kunt zien, bevragen, in beeld brengen. Ik wil uitzoeken of ik daar iets mee kan. Of ik het werk dat ik tot nu toe heb gemaakt niet teveel relativeer? Natuurlijk betekent het iets voor de mensen die het kopen, ze hebben er gevoel bij. Dat geeft me zeker voldoening. Maar ik wil de ander meer ín mijn werk betrekken.
Deze tijd ontneemt je soms ook een beetje de moed
Meer in contact komen, mijn kijk geven op iemand, in woord en beeld. Tekeningen. Want blijkbaar ben ik toch meer een tekenaar dan een schilder. Kleiner werk vloeit makkelijker. Die grote doeken van mij, ik maak ze intuïtief, dat is een geworstel hoor. Het heeft ook iets dwangmatigs. De vraag is: wil ik daar nog eindeloos mee doorgaan? Misschien komt het ook doordat deze tijd je soms een beetje de moed ontneemt.
Het voelt een beetje alsof ik op een tweesprong sta. Me afvragend welke kant ik uit wil, welke dingen voor mij van wezenlijk belang zijn. Dat is wat deze tijd ook met zich meebrengt: er is meer ruimte om op jezelf te reflecteren. Wat alvast is veranderd is dat ik mijn eindeloze zoeken naar een plek buitenshuis heb gestaakt. Ik was altijd op zoek naar ateliers, heb er tig gehad, en nu heb ik thuis een werkkamer ingericht. Daar kan ik desnoods ook ’s avonds of ’s nachts gaan zitten en kijken wat er komt.
Blijven zoeken waar je kracht ligt
Al mijn schilderijen staan er. Wel uit het zicht, in kasten. Ik ben ze opnieuw aan het bekijken. Sommige vind ik goed, vele nog in wording maar er zijn er ook waar ik absoluut niet tevreden over ben. Die gaan eraan. Denk ik. Of ze worden weer wit. En stiekem kijk ik of ik misschien eens ergens een poosje als artist-in-residence kan verblijven. Die behoefte om er soms even uit te breken blijft. Als ik weg ben, ben ik helemaal los van alles.
Zo kun je dus op je 68-ste nog steeds op zoek zijn naar waar je kracht ligt. Misschien een beetje laat, ha ha. Maar ik vind het niet erg om dat te blijven onderzoeken. Het brengt me ook steeds verder.”
Huis van Verhalen – de Werkkamer is nog tot en met 19 februari te bezoeken in de bibliotheek Hengelo.
Lezen hoe Hettie Franken de coronacrisis in de nazomer van 2020 beleefde? Dat kan hier.
Deze serie is mede mogelijk gemaakt door het Matchingfonds Freelance Journalisten.
Waardeer dit artikel!
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken met een kleine of wat grotere bijdrage. Als veel lezers dit doen, kan ik dit soort artikelen blijven schrijven. Dankjewel!