De vloek van Theo Wolvecamp
Je kon hem bijna horen vloeken. Het 90ste geboortejaar van Theo Wolvecamp wordt in Hengelo herdacht met een tentoonstelling in het Rabotheater, maar van de kunstenaar zelf had het vermoedelijk niet gehoeven. Niet omdat hij het initiatief van zijn vriend en collega Henk Lassche niet zou kunnen waarderen. Maar omdat er weinig veranderd lijkt te zijn sinds de tijd dat Wolvecamp zich bij leven kon opwinden over de onverschilligheid die zijn internationaal erkende werk in zijn geboortestad ontmoet. En hij is al bijna 23 jaar dood.
In 1955 stuurt burgemeester Lambooy van Hengelo een brief naar de provincie Overijssel. Of het mogelijk is een ‘groot non-figuristisch schilderij van de kunstschilder Theo Wolvekamp’ in te ruilen voor ‘een product van een ander’. “Niemand wil dat ding op zijn kamer hebben en eigenlijk is het dan toch dwaas om dat schilderij te houden”, motiveert Lambooy zijn verzoek. In 2015 vertelt burgemeester Schelberg van Hengelo voor publiek hoe hij bij zijn aantreden een werk van Theo Wolvecamp dat op zijn kamer in het stadhuis hing, meteen liet weghalen. “Er kwam een groot portret van mijn vrouw voor in de plaats.”
Het klonk eerder triomfantelijk dan besmuikt. Schelberg deed zijn ontboezeming zondagmiddag in het Rabotheater, waar hij de expositie met werk van Wolvecamp opende. Hij vertelde er ook bij dat het portret van zijn echtgenote niet lang daarna alweer plaatsmaakte voor een ander kunstwerk. De kamer van de burgemeester blijkt onderdak te bieden aan een permanente mini-wisseltentoonstelling, ”met werk van vele grote Hengelose kunstenaars, al dan niet afkomstig uit de gemeentelijke collectie.” Zodat ook bezoekers van buiten kennis kunnen nemen van wat die ‘vele grote Hengelose kunstenaars’ – hij gebruikte de formulering meermaals, zonder namen te noemen – hebben voortgebracht.
Keizer van nabije verleden
Wolvecamp, roulerend in de burgemeesterskamer. Als een van velen. De man die als de stille kracht van de CoBrA-beweging gold mag dan ‘de keizer van het nabije verleden’ zijn, zoals Schelberg hem betitelde, hij is volgens de burgemeester niet de eerste kunstenaar van betekenis en zal ook niet te laatste zijn: “Er zijn nu kunstenaars onder ons die straks in dezelfde rij staan.” Het eerste is zeker waar. Kunstenaar Henk Lassche is niet alleen pleitbezorger van Wolvecamp, maar ijvert ook al jaren voor meer erkenning van gerenommeerde Twentse vakbroeders als Eef de Weerd, Jan van der Leest, Riemko Holtrop, Henk Lamm, Jan Broeze, Henk ter Horst en Johan, Bert en Folkert Haanstra.
Eenvoudiger wordt dat er niet op, nu Hengelo zonder gemeentelijke expositieruimte zit en de partijen die voor een alternatief zouden kunnen zorgen – de stichting Heartpool en cultuurwethouder Erik Lievers – in plaats daarvan vechtend over straat rollen, met de boedelverdeling van het opgeheven kunstcentrum AkkuH als inzet. Zowel Henk Lassche (“Soms denk ik weleens dat de meeste politici uit dezelfde automaat komen”) als directeur Raoul Boer van het Rabotheater wees op het pijnlijke gebrek aan een ordentelijke, permanente expositieruimte voor professionele beeldende kunst in Hengelo. Wolvecamp verdient beter dan de foyer van de schouwburg, hield directeur Raoul Boer van het Rabotheater de aanwezige gemeentebestuurders voor: “Neem hier geen genoegen mee!”
Prachtige stad
Schelberg, mogelijk onaangenaam verrast door de ongezouten kritiek van Lassche en Boer, koos daarop de vlucht naar voren. In plaats van de precaire toestand te erkennen, of op z’n minst de politieke prioriteiten toe te lichten – wat mogelijk tot enig begrip had kunnen leiden – schetste hij een zo rooskleurig beeld van het klimaat voor beeldende kunst, dat menigeen zich afvroeg over welke stad hij sprak. “U ziet niet half hoe kunstminnend Hengelo is. We zijn een prachtige stad op het gebied van beeldende kunst. Op elke straathoek staat wel iets. Het zijn financieel beroerde tijden, maar kijk eens hoeveel we doen voor de jeugd, aan educatie, muziek, creativiteit. Er gaan jaarlijks vele miljoenen om in het beheren en nabij brengen van kunst.”
In het voorbijgaan
Onduidelijk bleef welke posten in de begroting voor die constatering bij elkaar waren opgeteld. Mogelijk maakt de burgemeester geen onderscheid tussen zaken als muziekonderwijs, cultuureducatie, kunstzinnige vorming en een beleid voor professionele beeldende kunst. Hoe dan ook, Schelberg volhardde in zijn positieve invalshoek. Hij vond het mooi, Wolvecamp in de foyer van het Rabotheater: “Waar mensen laagdrempelig, in het voorbijgaan, ongericht en zonder er zelf erg in te hebben worden geconfronteerd met het werk van de grote schilder Wolvecamp.”
Een volwaardige expositieruimte, of een permanente plek voor het werk van Wolvecamp, wie weet “komt die droom in de toekomst nog eens uit”, aldus Schelberg. Hij heeft sowieso niet de illusie dat hij het de beeldende kunst-sector in zijn stad helemaal naar de zin kan maken. “Een tevreden kunstenaar is een overleden kunstenaar”, grapte hij al aan het begin van zijn toespraak. Het was op dat moment dat er voor de goede verstaander een knetterende vloek door de ruimte ging.
De expositie met werk van Theo Wolvecamp is nog tot 31 december te zien op de eerste verdieping van het Rabotheater in Hengelo, alleen voor bezoekers van een voorstelling. Mogelijk is de tentoonstelling in oktober, door Lassche uitgeroepen tot Maand van de Schilderkunst, ruimer toegankelijk. Tot eind april is in de expositiereeks Zie de vide werk te zien van Tony Boiso. Te zien vanuit de centrale hal van het theater tijdens openingstijden van de kassa. Henk Lassche exposeert tot en met 18 april in het PET-paviljoen aan de Blekerstraat 103 in Enschede.
Pijnlijk, vooral dat ‘… schetste hij een zo rooskleurig beeld van het klimaat voor beeldende kunst, dat menigeen zich afvroeg over welke stad hij sprak.’ Pijnlijk en hilarisch. Deed mij denken aan een scene uit een van de klassiekers van Marten Toonder.
ZO RAAK, voor ieder die er niet bij was een heel helder verslag van een toneelstuk in de foyer van Rabotheater Hengelo afgelopen zondag.
Zelden zo een misplaatste toespraak zo fijntjes beschreven gezien.
Een tenenkrommende speech van de burgemeester afgelopen zondag, met verbijstering aangehoord…….
Mooi verwoord !
Bijna 100 jaar geleden heeft de Spaanse filosoof Ortega y Gasset de opstand der horden voorspeld. (Het boek bepaalt nog steeds mede mijn denken).
Ook in Hengelo heeft de horde, die zich niet schaamt voor banaliteit het heft in handen.
Ik ben blij dat ik deze prachtige zondag niet opgeofferd heb voor dit ritueel. Buiten scheen de zon volop. De Hengelose cultuurpolitiek bevindt zich op een bedroevend niveau.