Hoe tante Rie Herman Brood redde
Met jeugdvriend Hans la Faille door het Zwolle van Brood
Op het besloten Grote Kerkplein laten twee melige toeristen zich fotograferen met hun gitzwarte Brood-step. Hans la Faille, behalve actief slagwerker ook docent aan de Enschedese muziekschool, schiet in de lach. ‘Ja, dat krijg je dan.’ Het is alsof hij zich ineens realiseert dat zo’n tafereel de logische consequentie is, wanneer je een Brood-route lanceert – naar keuze met step-arrangement. De step-variant is behalve hip ook toepasselijk: de koddige tweewieler was naast taxi en trein Hermans favoriete vervoermiddel. La Faille gaat zelf toch maar te voet voor. Al was het maar omdat dat makkelijker praat.
Helemaal terug naar Broods Zwolse wortels gaat de route niet. Zijn geboortehuis aan de Fuchsiastraat is er niet in opgenomen. De initiatiefnemers wilden de huidige bewoners niet met bedevaartgangers opzadelen en vonden bovendien dat de naoorlogse wijk de toerist weinig heeft te bieden. Die moet het nu doen met een beschrijving van volksbuurt De Pierik in het routeboekje. Over het buurthuis bijvoorbeeld, waar Hansje la Faille en Hermanus Brood uren zoet brachten. Met muziek, boksles en het pesten van de leidster.
Als kleuters al trokken de jongens met elkaar op. Hun ouders waren goed bevriend, en ze woonden vlak bij elkaar. Later verhuisde de familie Brood naar de Ceintuurbaan, waar pa Brood een plaatwerkerij overnam. Herman tekende toen al heel veel, ‘indianen en cowboys’.
Zijn grote droom was beroemd worden
Hij was ook eerder kunstenaar dan muzikant. Terwijl Hans zich als jonge drummer in Zwolse bands snel in de kijker speelde, bleef Herman de verlegen jongen op de achtergrond. Wanneer Hansje met Rudy van Dijk en Helmig van der Vegt oefende in het bedrijfspand van vader Brood, deed Herman nooit mee. ‘Hij keek, en hij tekende. Hij tekende bandjes.’ Want dat was Herman wel duidelijk geworden: in een bandje spelen betekende volop aandacht van de meisjes. Maar hij wilde meer. La Faille: ‘Zijn grote droom was beroemd te worden. Wat dat betreft had hij meer ambitie dan ik. Of misschien moet je zeggen, een ander soort ambitie. Ik wilde alleen maar drummen, muziek maken.’
Hun initiatie als kunstenaars ondergingen Hansje en Herman in de Voorstraat, waar de Zwolse bohemiens zich verzamelden in cafe De Raadskelder, oftewel ’t Keldertje. Na een halfhartige poging toe te treden tot het nozemdom, voelde de underground-sfeer van die kelderkroeg als thuiskomen. Lafaille, met een grijns: ‘Artistiekelingen waren we, zo heette dat toen. De meesten waren wel een jaar of wat ouder dan wij, maar we werden toch wel opgenomen. Iedereen was heel erg druk met zijn eigen kunstenaarschap. Wat we deden? Ouwehoeren, vooral.’
Nu is cafe Joy gewoon een gezellige, maar nogal doorsnee kroeg in de uitgaansstraat van Zwolle. Lafaille reageert verrast als barkeepster Marina hem vertelt dat de kelder helemaal niet is gesloten, zoals hij dacht, maar voor feestjes kan worden afgehuurd. ‘Ik ken wel een paar mensen die dat erg leuk zullen vinden.’ Een paar jaar geleden mocht La Faille nog een keer afdalen door het luik in de houten vloer. ‘Geen reet veranderd daar.’
Op de Suikerberg, oftewel Suukerbult, aan de lommerrijke Potgietersingel gaf Herman Brood begin jaren ’60 een voorproefje van zijn later zo royale artistieke productie. Het voormalige bastion van de vestingstad – altijd al een favoriete hang out voor de notoire spijbelaar die Brood was – diende als podium diende voor een meerdaags kunstspektakel. Café’s in de munitiekelders, exposities op het gras, optredens op diverse podia. La Faille begeleidde met zijn kompanen coryfeeen als Corrie Brokken, Rob de Nijs en Ria Valk. ‘Het is bij die ene keer gebleven, al was het voor mijn gevoel een doorslaand succes. Zes weken feest. Ik herinner me drommen mensen en heel mooi weer.’ Ook voor Brood was het een keerpunt. Zijn tante Rie kwam kijken, zag hoe Herman voor aandacht moest vechten en toog meteen naar de HEMA om zijn tekeningen van passende lijstjes te voorzien. Ze waren in een mum van tijd uitverkocht. La Faille: ‘Hij zou nog nieuwe maken, maar daar had hij amper tijd voor. De meisjes, hè.’
De kunstenaar was beter dan de muzikant
In het park is het zachtjes gaan regenen. La Faille steekt zijn zwarte paraplu op, de hangjongeren bij de monumentale bank zoeken hun heil elders. De drummer maakt er geen geheim van dat hij Brood als kunstenaar hoger heeft zitten dan de muzikant Brood. ‘Hij heeft zoveel gemaakt, dan zit er natuurlijk ook wel rotzooi tussen. Maar ik ken iemand voor wie hij een scène uit een rechtszaal heeft geschilderd, zo fantastisch. En nu voor onze tour met Cuby gebruiken we in het decor een schilderij dat Herman van John Lee Hooker heeft gemaakt. Dat is echt waanzinnig mooi.’ Maar de muziek, dat is toch een ander verhaal. ‘Hij heeft Herman Deinum (bassist, red.) en mij ooit gevraagd om bij Wild Romance te komen spelen. Maar Sweet d’Buster was muzikaal gewoon veel interessanter. Bovendien sprak de scene ons niet zo aan. Je was bijna wel verplicht om ook aan de poeier te gaan, want anders kon je Herman niet eens bijhouden.’
Bij Cuby the Blizzards – waarmee La Faille de afgelopen tijd weer toerde – speelden de jeugdvrienden anderhalf jaar lang samen. Totdat het gebruik van Brood de internationale ambities van Cuby te zeer ging belemmeren. Zijn plek werd ingenomen door Helmig van der Vegt, de Zwolse pianist aan wie Herman, zoals La Faille althans zegt, ‘niet kon tippen.’ Maar, erkent hij, Herman was wel creatief, origineel. En gedreven. Met zijn eigen Wild Romance vierde hij eind jaren ’70 grote triomfen. Ook in die tijd kwamen de oude vrienden elkaar geregeld tegen. ‘Sweet d’Buster en Wild Romance zaten bij hetzelfde label, we zagen elkaar op festivals, speelden elkaars nummers.’
Daarna was het de Zwolse kunst- en horecatycoon Ivo de Lange die als intermediair fungeerde. ‘Herman zat veel bij Ivo te tekenen en te schilderen. We deden vaak toneelstukjes. Net als vroeger. Het ging nergens over, maar het was wel heerlijk om te doen.’ Later, toen Hans voor zijn muziekstudie in Hilversum bivakkeerde verwaterde het contact enigszins. Totdat Ivo de Lange Hans op een avond belde en hem vroeg naar het vermaarde restaurant De Librije te komen. ‘Dat was twee maanden voor Hermans dood. We zaten in de keuken. Twee uur lang hebben we met de armen om elkaar heen herinneringen opgehaald.’
Herman was 54 toen hij met een sprong van het dak van het Amsterdamse Hilton- hotel een eind aan zijn leven maakte. ‘Veel te vroeg, zeggen mensen dan vaak. Maar ik zeg altijd, hij is 108 geworden. Hij sliep nooit, leefde als een gek. En hij heeft zijn grote droom waargemaakt.’ Liever dan bij het in de route opgenomen hotel Wientjes, waar een van de kamers nogal gekunsteld tot Brood-suite is omgetoverd, gaat La Faille daarom even langs bij het strak betegelde gebouw van poppodium Hedon. Daar, net buiten de stadsgrachten, staat het borstbeeld van Herman Brood dat nog bij zijn leven werd gemaakt. Omdat het gemeentebestuur zich niet met een junk wilde afficheren was een prominente plek in het oude centrum taboe. Nu, drie jaar later, schreeuwt Zwolle van de daken dat het de stad van Brood is. La Faille heeft er geen moeite mee. Hij heeft ook nooit de behoefte gevoeld om zich tegen de stad van zijn jeugd af te zetten. ‘Ik kon er in de muziek toch van meet af aan mijn ei aardig kwijt.’ Bovendien, ‘Zwolle is een mooie en prettige stad, Herman is hier zijn carrière begonnen. Waarom zou je dat niet een keer mogen verkondigen? Hij zou het zelf geweldig hebben gevonden.’
Blijkbaar zag hij mij als leider
Blijft staan dat zelfs de meest verstokte fan wel over een sterke verbeeldingskracht moet beschikken om de plekken in de op zichzelf aantrekkelijke Zwolse binnenstad met Brood in verband te brengen. Zijn muziek bijvoorbeeld moet je helemaal missen, tenzij in kunstuitleen IQ, waar de route eindigt, toevallig het album Sphritsz opstaat. Ook Lafaille erkent dat het een gemiddelde wandelaar enige moeite zal kosten om zich aan de Potgietersingel een jonge Brood voor te stellen temidden van zijn tekeningen. ‘Maar je kunt mij toch moeilijk verwijten dat de herinnering nog levend is. Ik kan me voorstellen dat de VVV ook gewoon wil laten zien wat voor mooie plek dat park is.’
Later, in grand cafe Public, blijft het bij de cappuccino met Tia Maria lang stil op de vraag hoe La Faille zijn vriendschap met Brood zou typeren. Dan vertelt de musicus hoe hij ooit een serie striptekeningen van Brood kreeg toegestuurd. Uit de bajes. ‘Het zijn tekeningen van mij als majoor en Herman als soldaat.’ Hij zwijgt weer even. ‘Ik was de leider, zo keek hij er blijkbaar tegenaan. Ik voelde me er niet gemakkelijk bij. Hij was veel bekender dan ik, en dan krijg je ineens zijn zienswijze onder je neus.’ En hoe ziet La Faille het zelf? ‘We waren wie we waren. En we waren vriendjes.’
Dit artikel is eerder verschenen in De Twentsche Courant Tubantia (1 juli 2004).