In Berlijn – Landgenoot
De man, de vrouw en hun dochtertje staan om het tappunt van de Sparkasse heen alsof het een straalkacheltje is. De man heeft net zijn geld uit de gleuf genomen. Uit zijn ooghoek moet hij de wachtenden hebben opgemerkt, want prompt gedraagt hij zich alsof ze voor hém in de rij staan. Hij draait zich om, houdt de biljetten omhoog, dan even onder zijn neus en laat vervolgens zijn dochter eraan ruiken. “Mmmm, kersvers. Ruikt lekker hè?” Het meisje en haar moeder zijn hier duidelijk de enigen die gewend zijn aan het accent (plat-Amsterdams) en geluidsniveau (ver boven Duits peil). Terwijl voorbijgangers verbaasd omkijken snuift het kind plichtsbewust aan de briefjes van 50 en laat een geroutineerde glimlach zien.
Het meisje draait zich meteen weer om. Ze volgt nu de verrichtingen van haar moeder, die bij de automaat haar eigen budget aanvult. De vader is bekend met de theaterwet die voorschrijft dat je nooit met je rug naar je publiek moet gaan staan. Vóór mij staat de eerstvolgende, een oudere dame in een lange wintermantel. Om haar heen dollen drie jongens van verschillende leeftijden, broertjes zo te zien. Wanneer ze ze in het Frans met zachte maar dwingende stem tot enige kalmte maant zegt de man, terwijl hij zijn portemonnee in zijn achterzak wegstopt: “So-o, we sain hier weer in internasjionaal geselschap!”
De dame glimlacht besmuikt maar ook een tikje onzeker. Ik wend mijn blik af en kijk neutraal de straat in.“Habe Sie das vestande?” stelt hij de vrouw dubbel op de proef. Een kort knikje met het keurig gewatergolfde hoofd. “Bien sûr”. De man kent ook het effect van een ogenblik stilte, om wat er daarná komt extra kracht bij te zetten. “Sje ne parle pas Fransè. Ja, een petie peuj”. Het klinkt op de een of andere manier triomfantelijk. De vrouw heeft haar ongemak nu weer onder controle en reageert met een afgemeten ”D’accord”.
Uit de naastgelegen mini-supermarkt komt een jongere man naar buiten en loopt in haar richting. Hij vraagt of de geldautomaat niet functioneert. Ze knikt weer kort, nu met haar hoofd in de richting van de Amsterdammer, die het tafereel met de handen in zijn zakken bekijkt. Zijn vrouw is achter hem nog steeds in de weer met het toetsenbordje, kennelijk niet vertrouwd met alle noodzakelijke bevestigingen.
De Fransman heeft in de winkel een paar vellen papier versierd waarmee hij de jongens, die blijkbaar zijn zoons zijn, demonstreert hoe je een papieren vliegtuigje maakt. Ze proberen hem dankbaar na te doen, en houden het papier tegen de muur om het precies te kunnen vouwen zoals hun vader. Dan is de grootmoeder eindelijk aan de beurt. Het Nederlandse gezin steekt langs mij heen de straat over. De man laat in het voorbijgaan zijn blik op mij rusten, houdt even zijn pas in. Dan loopt hij door. De Franse dame is in een oogwenk klaar.