In Berlijn – Portret
De zondag kan niet wachten tot het donker wordt. De mist geeft de sneeuw geen duimbreed toe, waardoor de witte deken als een grijze dweil over het landschap hangt, met het meer als een teil vuil water in het midden. Alleen de zeilboten, onder dekzeilen in de winterstallingen, verraden iets van de lichtheid die zich hier in andere jaargetijden laat gelden.
In de villa Am Grossen Wannsee nummer 56-58 heerst stilte. De beide baliemedewerkers wuiven het bezoek van boven hun boeken eenvoudig verder; de toegang is gratis. Het enige geluid is vervolgens dat van het krakende visgraatparket. Het komt ook van iets verderop, zachter, als een echo bijna, wat er op duidt dat er toch nóg iemand binnen moet zijn.
Ik ben aanbeland in wat ooit de luisterrijke eetzaal van de ondernemersvilla was, voordat deze door de SS in gebruik werd genomen. Sinds 20 januari 1942 is deze ruimte definitief inktzwart geschilderd door de beruchte conferentie die er op die datum plaatsvond en waarbij 15 vertegenwoordigers van het nazi-regime een ‘definitieve oplossing van het jodenvraagstuk’ – de organisatie en uitvoering van de moord op miljoenen joden – bespraken.
De vensters bieden natuurlijk uitzicht op het meer, zij het nu even wat minder riant. Op het terras staan twee stenen leeuwen op sokkels van houten latten, ze wachten blijkbaar op restauratie. Hun koppen zijn naar het raam gekeerd, alsof ze degenen die zich daarachter bevinden schrik moeten aanjagen. Er hangen dunne ijspegels aan hun geopende bekken, waardoor het lijkt alsof hun speeksel is bevroren.
Plots duikt er naast mij een jonge man op met een camera op de schouder, en in zijn spoor een leeftijdgenoot die een microfoonhengel draagt. Zonder enig excuus voor de ruwe onderbreking schieten ze heen en weer door de zaal, inclusief een derde die geen gereedschap bij zich heeft. Alledrie dragen ze baggy jeans en een muts. Ik ben lucht. De camera, tegen het vochtige weer beschermd door een hoes, zwenkt snel heen en weer van een foto waarop Reichstagleden met gestrekte arm de Führer groeten naar de geüniformeerde portretten van bekende conferentiedeelnemers als Heydrich en Eichmann. De microfoon zwaait mee, nogal doelloos lijkt mij, want zelfs ik houd me gedeisd.
Het volgende moment maken vier dames ook met de resterende stilte korte metten. In het Hebreeuws, wordt me na enkele ogenblikken duidelijk. Ze zijn blijkbaar de eigenlijke hoofdrolspelers in de film die hier tot stand komt. Zij keuren hun enige toeschouwer evenmin een blik waardig. Eéntje heeft duidelijk de leiding. Ze haalt bliksemsnel een kam door haar gitzwarte bobkapsel, zet haar tas op een stoel, schuift geroutineerd een antenne uit als aanwijsstok en posteert zich tegenover de andere vrouwen. Zij dragen alledrie lange donkere haren, en lange laarzen onder hun lange jassen. Die van de oudste dame is van bont. Zij heeft haar lippen vuurrood geverfd.
De vrouw met de aanwijsstok houdt haar jas ook aan. Ze begint na een handgebaar van de cameraman plompverloren te praten en te wijzen op wat er achter haar is te zien. Haar stem gaat met haar nogal nadrukkelijke gebaren mee omhoog en omlaag, de toon is gedecideerd. De drie vrouwen luisteren op het oog met interesse. Zodra de aanwijsstok is aanbeland bij de uitvergrote getypte lijst, waarmee het ‘jodenvraagstuk’ tot een handzaam vergaderstuk is gecomprimeerd, klinken verbaasde uitroepen. Het is vreemd om de reisleidster af en toe ook dingen te horen zeggen als ‘Heim ins Reich’, of ‘Einsatzgruppe’. Haar uitspraak duidt erop dat ze ook in het Duits thuis is.
Wanneer de rest in ganzenpas naar de volgende ruimte is gemarcheerd vraag ik de treuzelende assistent (of is hij de regisseur?) naar het doel van deze opnames. Het is een studieopdracht voor de Berlijnse filmacademie, begrijp ik uit het nogal korzelige antwoord. “We maken een portret van de gids”. Als ik op mijn verdere route de entree passeer staat de groep alweer buiten. Er wordt gerookt. Ze zijn al met al hooguit 20 minuten binnen geweest.
Terug in de vergaderzaal geeft een van de baliemedewerkers tekst en uitleg aan vier bij elkaar horende bezoekers. Een ouder en een jonger stel, van wie de jonge man het Engels met zachte stem vertaalt in wat ik hooguit als Oosteuropees kan thuisbrengen. Ze zijn er allevier bij gaan zitten, op de krukken die ruim voorhanden zijn. “Kom er gerust bij”, wenkt de man van het museum mij.