In Berlijn – Radicaal
Zelfs het altaar van de Berliner Dom zag zwart. De krantenfoto van een Christvesper op Heilig Abend vorig jaar werkte niet bepaald wervend. En dit jaar zou men er in de Dom zeker met nóg meer benen uithangen, werd voorspeld. Dan toch maar het concert van het blaasensemble bij het Rathaus Schöneberg? Ik weifelde. Want: ongetwijfeld sfeervol, maar zonder de evangelische lading die ik niet meer kan missen sinds ik als zondagsschoolkind mevrouw Bokhove met gebalde vuist hoorde vertellen hoe Jozef en Maria overal de toegang werd geweigerd. Dan kwam de Gottesdienst op het Hauptbahnhof (“warme kleding aanbevolen”) meer in de buurt.
De Emmaüs-gemeente in de wijk Kreuzberg won het, met de belofte van een radicale samenkomst, geheel in de Bijbelse én Berlijnse geest. Een verhaal over een geboorte in een stal laat zich op veel plekken beter vertellen dan in een kerk, helemaal in een stad waar daklozen kost en inwoning zoeken door de deur van de geldautomatenhal voor bezoekers open te houden, en waar macht, kapitaal en conventies van oudsher óók verdacht zijn. Dat dit een provocerende viering zou worden, met de rauwe realiteit als leidraad, klonk als een aanbeveling. Het oproer kraaide.
Bij de entree van de oude markthal geldt in het kader van de Bijbelse volkstelling een meldingsplicht die nog een stapje verder gaat dan louter registratie. Een oudere dame met een kerstmuts op monstert mijn goeie ouwe ski-jack en oordeelt: “Ik zou zeggen, acht euro”. “Weet u dat zeker?”, hoor ik mezelf half-schertsend vragen – niet helemaal voorbereid op deze onorthodoxe methode van collecteren. “Ach”, reageert ze mild glimlachend, “wanneer weet je iets zeker?” Terwijl ik met een kleur het geld in de bus stop biedt ze me een bouwplaat aan voor een kerststal, met een zwart kindje Jezus en punk-herders om uit te knippen. “En de warme punch is gratis”, zegt ze met nadruk. De vrouw ná mij, ook in een zwart ski-jack, wordt voor een tientje aangeslagen.Ik begrijp dat ik nog ben gematst.
De entourage mag nog zo afwijken van wat in een kerk gebruikelijk is, de werkelijkheid van de wijk rondom – waar de alternatieve scene en de migrantencultuur ondanks de oprukkende verhipping nog steeds dominant zijn – is binnen ver te zoeken. Aan de straatkant houdt de Turkse supermarkt dapper stand, ín de hal laten reclames zien dat de wekelijkse versmarkt hier het domein is van gourmets en bio-fanaten die wel een reisje naar Kreuzberg over hebben voor authentieke Spaanse pata negra of geitenkaas van handwerklich erzeugte rauwe melk. Er zijn nog altijd veel Turken in Kreuzberg die amper kunnen bestaan maar de doorsnee bezoeker van deze kerkdienst is wit en weldoorvoed.
Dat geldt ook voor de acteurs in het Krippenspiel, die met verve spélen dat ze van de straat zijn. Maria wordt door Jozef rondgereden in een voorraadcollie van supermarkt Edeka, de herders zijn zogenaamd werklozen, illegalen, daklozen of een combinatie daarvan. Hun sandwichborden roepen om een baan of op tot verzet tegen de almacht van de banken.
Ze bedoelen het goed, maar zijn kansloos tegen twee echte zwervers, die op de valreep naar binnen zijn gestiefeld en nu met veel lawaai proberen de hond die hen vergezelt tot liggen te bewegen. Ondertussen zingt en danst een dame in lammycoat mee met het muzikale trio: “What shall we do with the drunken sailor?” Hoezo, rebellie? De verschijning van de engel Gabriël maakt op de herders niet veel indruk. “Halt’s Maul!”, reageert één van hen op de aankondiging van de geboorte van het Christuskind. Daar moeten de beide zwervers in het publiek hard om lachen. Even later verlaten ze de hal, de schonkige hond in hun kielzog.
Na het kerstspel wordt er gebeden, zegent de Pfarrer – getooid met een flamboyante hoed en een sandwichbord met de tekst ‘vrede op aarde’ in het Latijn – de blakende kudde en laat tot slot een mand met ouwel rondgaan met de oproep eerlijk met elkaar te delen. Een Do It Yourself-variant op het Heilig Avondmaal die hier geen enkel opzien baart. “Hé, niet alles zelf opeten”, maant een vader zijn puberzoon, die van het lichaam van Christus hapt alsof het een broodje Döner is.
Het begon veelbelovend,maar op de weg terug naar de bushalte voel ik me geprikkeld noch uitgedaagd,laat staan geprovoceerd. Gezegend, dat wel.