blog

In Berlijn – Woordgetrouw

In de rij bij de toiletten in de Philharmonie, na een concert van de Berliner Philharmoniker.

Twee dames van een zekere leeftijd, met een vanzelfsprekende stijl en klasse. Al neigt de een  –volledig in het zwart, zilveren sieraden boven een gedrapeerde top, lakschoenen –  net iets meer naar uitbundigheid dan de ander, die in haar degelijke donkerblauwe broekpak met oudrose blouse minstens evenveel allure weet te verspreiden.

“Ach, zo kom je elkaar nog eens tegen”, begroet zij de dame in het zwart. Ik sta tussen hen in, maar dat stoort ze geenszins in hun conversatie.

“We komen hier nog maar eens, hooguit twee keer per jaar”, meldt het broekpak ongevraagd. Ik ben verbaasd, had haar ingedeeld bij de harde kern van de Philharmoniker-aanhang. “Ach weet je, met soms twee of drie tentoonstellingen in de week en dan ook nog een theatervoorstelling is het al snel te veel.” Ook dat blijkt weer relatief. “We hebben wel een abonnement in Wenen.” De ander knikt begrijpend – een mens kan maar op één plek tegelijk zijn.

De blauwe dame vertelt over de toneelvoorstelling die ze de vorige avond heeft gezien. Ik heb niet verstaan op welke ze doelt, maar begrijp wel dat het geen succes was. “Het was soms net alsof ze stonden te schmieren in een klucht.  Een van de acteurs ging zich in een monoloog helemaal te buiten. Het had niks, maar dan ook helemaal niks meer met het oorspronkelijke stuk van doen.  Grausam. En die jongelui maar lachen.  Ze willen zich alleen nog maar amuseren. “  Ze buigt zich in de richting van de zwarte dame. Ik besluit geen stap te verzetten. Over mijn schouder zegt ze:  “Maar wíj, met ónze achtergrond….” Het is duidelijk dat ze dit niet tot een generatiedingetje wenst te reduceren.

“Al die bewerkingen, interpretaties en persoonlijke visies….wat is er in vredesnaam mis met een traditionele vertolking? Gewoon, wortgetreu? “ Vóór mij blijft het stil, de vrouw denkt na. Ze zoekt blijkbaar naar voorbeelden uit haar eigen culturele praktijk waarmee ze het betoog van het broekpak kan ondersteunen. Want dat deze geen tegenspraak duldt is haar niet ontgaan. Kennelijk bij gebrek aan actuele ervaringen zegt ze: “Ik hoorde vanochtend een recensent op de radio over Sommergäste van Gorki bij de Schaubühne, nou, die kritiek was ook niet mals.” Dat verbaast de ander niks. “Ach, de Schaubühne! Daar hebben wij ook al zoveel bagger gezien”. Zelfs het Duitse Schrott klinkt ondanks de zorgvuldige dictie uit haar mond ongewoon ruw.

“Terwijl het toch vroeger…”, zegt de ander, en ze valt opnieuw nadenkend stil. “Onder…ach kom, hoe heet hij nou ook alweer…?  “Je bedoelt Peter Stein?” Nee, die bedoelt ze niet. “Schnitt… Schnee, zoiets was het toch? Schneider?” “Schneider was een schrijver in het Oosten”, doceert het broekpak. Ze is te intelligent om superieur te willen klinken, maar veel scheelt het niet. De zwarte dame zwijgt. Het broekpak gooit het over een andere boeg en begint aan een verslag over de laatste tentoonstelling die ze in Berlijn heeft gezien. “Het zijn net eilanden, je zult het zien”, zegt ze, in de volstrekte zekerheid dat de ander ook nog gaat kijken. “De overkoepelende titel is misleidend. Er ís namelijk helemaal geen thema.”

De vrouw in het zwart mag eindelijk de toiletten in. Het broekpak wendt zich onverstoorbaar tot mij. “Gaat u ook nog naar het late-nightprogramma? Nou, ik ben benieuwd wat ze dit keer hebben verzonnen. Vorig jaar kwamen de musici met een waslijn het podium op, compleet met wasgoed.” Ik zeg dat ik niet kan wachten en draai de wc-deur in het slot.

Bij de wastafels hebben ze elkaar weer gevonden. “Ik weet het niet”, hoor ik het broekpak met onmiskenbare tegenzin toegeven. “Ich bin ja kein Berliner.”  “Ik ook niet”, zegt de ander. “Ik woon hier sinds 1970.” In de stilte die ze laat vallen kraait de victorie. “Dann ist man fast ein Berliner”.

 

Geef een reactie