Onmacht
Heb ik als meisje ooit met mijn vader gedanst? Ik kan het me niet herinneren. Ik mocht soms met hem mee in de ventwagen – er was zelden tijd voor iets anders. En toch schiet ik vol, wanneer ik René van ’t Hof en Marieke de Kleine als vader en dochter de foxtrot zie oefenen. Zij gretig en vrolijk, hij verlegen en onbeholpen. De dochter leidt. Haar vader doet zijn best, maar de houterigheid wijkt niet en daarmee blijft de afstand tussen hen beiden bestaan. Naast mij wrijft een vrouw verwoed de tranen uit haar ogen.
Soms is liefde niet genoeg om elkaar te kunnen vinden. In Met mijn vader in bed (wegens omstandigheden) zijn een vader en een dochter niet bij machte om de pijn te delen, na het overlijden van zijn vrouw en haar moeder. Laat staan dat ze elkaar kunnen troosten. Ze bellen elkaar veelvuldig, hij in zijn huis op het platteland, zij vanuit de grote stad ‘aan de andere kant’, zoals hij dat noemt. Uit de gesprekken wordt duidelijk hoe verschillend ze met het verlies omgaan. Hij bezwoer angst en verdriet door binnen een paar maanden te hertrouwen, zij cultiveert juist de herinnering aan haar moeder.
Geschokt
Ze reageert daarom geschokt wanneer haar vader meldt dat hij aan het opruimen is. ‘Waarom moet de oude kast weg?’ ‘Omdat je weleens wat nieuws wilt en twee kasten is teveel.’ Of zij hem anders wil hebben, vraagt hij. ‘Ik kom hem wel brengen.’ Ze weigert. Kort daarop vertelt hij haar dat hij een deel van de spullen toch weer heeft teruggezet. Hij somt ze zelfs op, alsof hij haar daarmee kan terugwinnen, maar de kloof blijft gapen.
Pijn
Ondanks de talrijke telefoontjes wordt er veel níet gezegd in deze voorstelling, die zo brandschoon is dat de pijn nergens kan blijven steken, maar die ook net genoeg exact gedoseerde humor bevat om draaglijk te blijven. Geen woord teveel – het zal ook te maken hebben met de Twentse wortels van actrice Marieke de Kleine en schrijfster Magne van den Berg. René van ’t Hof laat slechts een licht accent doorschemeren, maar er is een tukker aan hem verloren gegaan, zo precies als hij in woord en vooral gebaar zijn gevoelens achterhoudt. De reacties van De Kleine zijn aanzienlijk directer maar blijven subtiel, ook als ze boos wordt. Het doet de onmacht nog meer schrijnen.
Weer
Wanneer de voorstelling is afgelopen blijven veel mensen nog even zitten. Achter mij troost een vrouw haar vriendin. “Als je niet huilt heb je wel buikpijn”, verzucht iemand die het wel droog hield. Ik bedenk dat telefoontjes met mijn vader zelden van lange duur waren, maar dat ook hij graag mocht uitweiden over het weer. Om dan steevast af te sluiten met: ‘Zo, noe wet wie weer ’t een en ‘t ander.’
(Gezien: Theater Bellevue Amsterdam, 2 mei 2014)