Stolpersteine
Er drommen zelden mensen bij elkaar in de Paul Krugerstraat in Hengelo. Laat staan dat daar televisieploegen voor uitrukken. Nu legt een cameravrouw in een fluorescerend hesje met het logo van de lokale omroep vast hoe de burgemeester op de stoep van een van de oudste huizen in de straat een toespraak houdt. Kinderen en volwassenen luisteren stil en aandachtig, alleen de vogels hebben geen boodschap aan wat er wordt verkondigd.
Tweeënzeventig jaar geleden was er op dezelfde plek ook een opstootje. Marinus van Rooy weet nog hoe hij met andere omstanders door het raam van het huis keek en zag dat de bewoners kennelijk in grote haast waren vertrokken. Hij was een jongen, een paar jaar ouder maar dan Isidoor van 5 en Jacob van 3, die hier met hun ouders Benjamin en Leentje woonden. Het gezin Pagrach werd in 1942 in Auschwitz vermoord.
Vazen
Het huis, met ornamenten aan de gevel en glas-in-lood-ramen, staat er prachtig bij. In de beide hoge vensters van de woonkamer staan identieke hoge vazen met een plant erin. Op de oprit naast het huis glimt een stoere witte Nissan.
Van Rooy liep hier elke ochtend langs, onderweg van zijn huis aan de Oldenzaalsestraat naar school. Nu draagt hij een zelfgeschreven gedicht voor. De burgemeester heeft niets op papier staan. Hij haalt vier verschillende kinderen uit het publiek en vraagt ze waarom ze weg zouden moeten. Alle vier reageren ze met een schouderophalen: “Ik weet het niet.” Het is, zegt de burgemeester, het enig juiste antwoord. Samen met de kinderen veegt hij het zand boven vier messingkleurige blokjes in de stoep weg,Stolpersteine (struikelstenen) die blijvend herinneren aan de Pagrachs. “Zes miljoen vermoorde Joden, daar heb je geen beeld bij. Maar het waren allemaal individuen, net als deze vier mensen met hun vier verhalen.”
Gedichten
Kinderen van de Anninksschool en Titus Brandsmaschool dragen eigen gedichten voor en leggen oranje rozen neer. Fietsers stappen af. Een buurtbewoner in bermuda kijkt toe, uit een van zijn broekzakken steekt een blikje energiedrank. Een vrouw van buitenlandse afkomst, haar Gazelle behangen met plastic tassen, vraagt of ze er even door mag, ‘alsjeblieft’. Een enkele omstander kijkt haar verstoord na. De vrouw heeft waarschijnlijk geen idee wat hier gebeurt.
Schuld
Dan is de ceremonie voorbij. Een keurig gekapte oude dame keert terug naar het huis waar ze ook in 1942 al woonde. “Het gebeurde geregeld dat mijn moeder ‘s ochtends wakker maakte en vertelde dat er weer mensen waren weggevoerd. Als kind had je geen idee van wat er met hen gebeurde.” Een jongere buurtbewoonster met een Joodse achtergrond vertelt dat ze schrok toen ze hoorde dat de Stolpersteine een initiatief zijn van de Duitse kunstenaar Günter Demnig. “Ik begreep dat het zijn manier is om plaatsvervangend schuld te bekennen voor zijn vader, een nazi die zich nooit voor zijn daden heeft willen verantwoorden.” Toch houdt ze haar twijfels of de motieven van Demnig deels niet ook commerciëel zijn.
De burgemeester is al weg wanneer de vertegenwoordiger van het organiserend comité op zijn fiets stapt. Hij neemt het emmertje met een rest zand en de bezem weer mee.
Een paar uur later staat tussen de rozen een potje met mini-margrietjes op de stoep.
Naschrift: Een dag na de onthulling ontdek ik tot mijn stomme verbazing dat de gedenksteentjes alweer zijn verdwenen. Op de plek van de messing vierkantjes en de klinkers eromheen liggen nu weer gewoon vier trottoirtegels. Ik bel aan bij het huis en de bewoonster vertelt dat dat is omdat de straat binnenkort wordt opgebroken. Met de nieuwe bestrating zullen ook de Stolpersteine weer terugkeren. “U bent niet de eerste die ernaar vraagt. Ik zal een briefje op de deur hangen.”