Geen categorietekstenwerk

Van kapothoed tot rokkostuum van Spanjaard

Kledingcollectie Bussemakerhuis voor het eerst centraal in expositie

Samenstellers Wilma Witteman (links) en Gerry Kleerebezem. Foto’s Annina Romita.

Het Bussemakerhuis in Borne ademt dit voorjaar een beetje de sfeer van kostuumdrama’s als Bridgerton en Dowton Abbey. Voor het eerst staat de uitgebreide kledingcollectie van het museum centraal, in een expositie in het kader van het Textiel Festival Twente. Over schapenboutmouwen en frivole kapothoeden.

Fabrikeur Jan Bussemaker moest zijn vaste plek achter zijn statige bureau afstaan. Aan een elegant stel dat de show steelt: hij in een onberispelijk rokkostuum, zij in een japon van lichtblauwe gebrocheerde zijde.

Bij gebrek aan een zaal voor wisselexposities moest samensteller Wilma Witteman ook deze tentoonstelling combineren met de vaste presentaties in de verschillende kamers van het Bussemakerhuis, dat nog altijd is ingedeeld zoals linnenhandelaar Jan Bussemaker en Trijntje Hulshoff het bewoonden. Voor Witteman een puzzel, maar voor de bezoeker een voordeel. In deze entourage komt de kleding nog meer tot leven.

Luxe zijden japon gevoerd met simpel ruitje

De lichtblauwe japon in het kantoor van de linnenreder is even oud als de monumentale ‘bedrijfswoning’ zelf, die uit 1779 dateert en de ontstaansgeschiedenis van de textielindustrie vertelt. Behalve een van de oudste stukken is de jurk een blikvanger, met een kamerbrede rokwijdte en paniers op de heupen om al die stof in de juiste (ovaal)vorm te houden. “En wat zo grappig is”, wijst Wilma Witteman, “die luxe is dan gevoerd met een eenvoudig ruitje”.

Linnenreder Jan Bussemaker maakte plaats voor een van de pronkstukken in de expositie.

Met de expositie ‘Het Bussemakerhuis komt uit de kast’ krijgt de kledingcollectie een keer alle aandacht. In plaats van een enkel object ter ondersteuning van een ander verhaal staan nu zo’n 75 kledingstukken en accessoires in de schijnwerpers, waarvan 25 japonnen. Samen beslaan ze de periode van 1780 tot de jaren 50 van de afgelopen eeuw, met het accent op het begin van de twintigste eeuw. Dankzij de goede zorgen van conservator Gerry Kleerebezem zijn de stukken overwegend in puike conditie.

Omdat het museum niet actief aan collectievorming doet is het kledingbezit in de loop der tijd min of meer spontaan gegroeid, veelal door schenkingen van particulieren. “Je begint bij een aantal topstukken, en dat breid je uit”, vertelt Wilma Witteman over de keuzes die ze samen met Gerry Kleerebezem maakte. Ze zochten ook aansluiting bij de presentaties in het museum, met nu eens het accent op werkkleding en dan weer op de dagelijkse dracht van de gegoede burgerij.

Al wil het museum meer laten zien dan hoe mensen uit verschillende milieus er in hun tijd bij liepen. Met hoeveel liefde en vakmanschap de kleding is gemaakt, bijvoorbeeld. En ook hoe ze steeds opnieuw werd versteld, vermaakt en aangepast. Witteman: “Bij arm en rijk ging kleding veel langer mee dan nu. Weggooien werd echt beschouwd als  verspilling. In die zin gaat dit ook over duurzaamheid.”

Ondergoed als werkkleding

De bijzondere stukken in de expositie behoorden niet alleen toe aan dragers van stand. Een weverspak is in al zijn eenvoud net zo goed uitzonderlijk, maakt Witteman duidelijk. “Eigenlijk is het ondergoed”, zegt ze over de baaien hemdrok en kniebroek zoals handwevers die droegen. “Over multi-functioneel gesproken.” Wie goed kijkt ziet bovendien dat ook een boezeroen bijzondere details kon hebben, zoals kwastjes aan de halskoordjes, bewerkte knopen of zelfs borduursel.

Al is het niets vergeleken met de welstand die spreekt uit de getoonde boerendracht. Niet de bekende (dagelijkse) klederdracht, maar wat een boer en boerin in goeden doen aantrokken wanneer ze het erf verlieten. Een elegante zwarte jurk bijvoorbeeld, met een zogeheten kapothoed over de knipmuts. Met geverfde struisvogelveren, pailletten, kralen en bloemetjes waren die hoofddeksels “best frivool en modisch”, zegt Wilma Witteman. “Het laat zien dat zeker de kleding van de rijkere boerenfamilies niet zo sober en functioneel was als vaak wordt gedacht.”

Kapothoed met struisvogelveren.

Van nog weer andere klasse zijn de jakjes van zwarte zijde en kant die aan de wanden van de stijlkamer pronken. De negentiende-eeuwse bovenstukken zijn nog gedragen door nazaten van de familie Bussemaker. “En ook vermaakt”, toont  Wilma Witteman een kraagje. “Dit is er later op gezet.”

Jakjes uit de negentiende eeuw, nog gedragen door nazaten van de Bussemakers.

Rokkostuum Spanjaard ging naar chauffeur

Aan de voorzijde van het huis staan dames uit dezelfde gegoede kringen mooi te wezen in bedrieglijk eenvoudige dracht, passend bij de sobere levensstijl die doopsgezinden als de Bussemakers er op nahielden. Tussen de empire-middagjurken, met de voor die stijl kenmerkende hoge taillelijn, houdt een heer in fluwelen gentlemankostuum zich bescheiden op de achtergrond. Uitbundiger is de japon in biedermeierstijl, die de empirestijl verdrong met een lagere taille en volumineuze, naar de pols smaller toelopende schapenboutmouwen. 

Middagjurken in empirestijl.

Schorten en mutsen vertellen beneden in de kelder hoe het keukenpersoneel zich ‘downstairs’ uitsloofde in wit gesteven katoen. Sociale status van ander kaliber spreekt uit het rokkostuum van Isaac Jacob Spanjaard, een van de directeuren van de gelijknamige textielfabriek. “Hij gaf het later aan zijn chauffeur en diens kleinzoon heeft het weer aan ons geschonken”, vertelt Wilma Witteman. Bij het crèmekleurige bruidstoilet in de expositie is zelfs de bijbehorende trouwfoto nog te zien. Het echtpaar Wolff-Beernink trouwde in 1916 in Hengelo.

In plaats van tekstbordjes in de tentoonstelling verschijnt er een publicatie met achtergrondinformatie. Wat daarin nog ontbreekt is het verhaal achter de Bornse hoedenmaker Simonetti. Wilma Witteman: “Ik had er nog nooit van gehoord. We ontdekten een etiket in een van onze hoeden. Dat wil ik graag nog verder uitzoeken”.

Voorbode van Textiel Festival Twente

Met de kledingexpositie geeft het Bornse museum alvast het startsein voor het Textiel Festival Twente, dat dit jaar wordt gehouden. Op initiatief van acht Twentse musea: Rijksmuseum Twenthe/De Museumfabriek in Enschede, Oyfo Kunst & Techniek in Hengelo, Natura Docet Wonderryck Twente in Denekamp, Rijssens Museum, Stadsmuseum Almelo, Het Palthehuis in Oldenzaal en het Bussemakerhuis. Behalve lokale (tentoonstellings)programma’s omvat het festival regionale activiteiten, zoals een textielroute die als een catwalk door het landschap loopt, een (reizende) theatervoorstelling en een vintage-evenement. Samen met onderwijs, bedrijfsleven, kunstenaars/ontwerpers en nieuwe textielinitiatieven willen de musea zo de culturele identiteit van Twente als textielregio versterken.

Op Bornse schaal doet dat effect zich al voor, volgens directeur Liesbeth Hassink van het Bussemakerhuis. Met De Rode Draad is een festival in het festival ontstaan. Tal van organisaties, van het Kulturhus en de Kringloopwinkel tot de Kunstkring, werken samen in het Borns Textiel Collectief om de textielhistorie van Borne tastbaar te maken. “Wat veel mensen, ook inwoners van Borne, niet weten is dat hier de bakermat ligt van de textielindustrie”, aldus Liesbeth Hassink. Scholieren maken dat dezer dagen zichtbaar maken door tekeningen van gebouwen die in de lokale textielindustrie een rol hebben gespeeld in te kleuren. In de voorjaarsvakantie worden hun werkstukken op de gevels geprojecteerd.

De kledingexpositie in het Bussemakerhuis zou op 20 januari beginnen maar de opening is uitgesteld tot het moment dat de musea weer open mogen. 

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten blijken met een kleine of wat grotere bijdrage. Als veel lezers dit doen, kan ik dit soort artikelen blijven schrijven. Dankjewel!

Mijn gekozen donatie € -